Overdrachtsbelasting bij te vroege ingebruikname

Geplaatst op

Door: Reint Bolhuis MRE

Nieuws

De rechtbank Den Haag heeft onlangs geoordeeld dat er terecht overdrachtsbelasting is geheven in verband met de verkrijging van economische eigendom van een perceel grond.

In het kader van de vernieuwing van de horecastrip in Scheveningen sluit X BV in 2017 met de gemeente Den Haag een uitgifte- en realisatieovereenkomst. Voordat de Staat – als eigenaar van de grond – de grond in erfpacht heeft uitgegeven aan de gemeente Den Haag, is in 2019 de grond al aan X BV in gebruik gegeven. X BV begint direct met werkzaamheden waarna pas in 2021 ten behoeve van X BV een ondererfpachtrecht wordt gevestigd.

De inspecteur van de Belastingdienst is van mening dat X BV in 2019 bij ingebruikneming van de grond al de economische eigendom heeft verkregen en dus overdrachtsbelasting is verschuldigd. X BV is het hier niet mee eens.

De rechtbank oordeelt in het voordeel van de inspecteur van de Belastingdienst. X BV heeft volgens de rechtbank namelijk niet uitsluitend het recht op levering verkregen, maar ook in 2019 het recht op feitelijk gebruik. Dit houdt in dat X BV in 2019 de economische eigendom als bedoeld in art. 2 lid 2 Wet op belastingen van rechtsverkeer heeft verkregen. De samenloopvrijstelling van art. 15 lid 1 onderdeel a Wet op belastingen van rechtsverkeer is hierbij niet van toepassing én daarom is overdrachtsbelasting verschuldigd.

Meer weten? Wij adviseren u graag verder. Neem vooral contact op met uw vaste contactpersoon of met Reint Bolhuis MRE.